Vermissing

Vlaanderen kent intussen diverse projecten waar de politie samenwerkt met zorgorganisaties om ervoor te zorgen dat ‘eens het goed misloopt’ mensen met dementie sneller worden teruggevonden. Bijkomend is het belangrijk dat dit gebeurt op een dementievriendelijke wijze.

Het samenwerkingsproject vermist@hekla
(auteur: Patrick Verhaest, Denkbeeld jaargang 20, nummer 2 (2008) p. 16-19)

In de Vlaamse politiezone HEKLA (ten zuiden van Antwerpen) zijn ouderenzorg en politie partners in zorg. Zorg in het opsporen van vermiste mensen met dementie wel te verstaan. Het project vermist@hekla heeft er een einde gemaakt aan het in paniek en lukraak zoeken naar vermiste personen. DENKBEELD-redacteur Patrick Verhaest nam er een kijkje en sprak met procesbegeleider Patrick Crabbé.
Ouderenzorg en politie, het ene begrip doet niet zo snel aan het andere denken. En doorgaans hebben ze dan ook weinig met elkaar te maken. Maar wanneer een persoon met dementie thuis of in het woon- en zorgcentrum plots niet meer gevonden kan worden, slaat de paniek toe en is de politie een belangrijke partner. In België waren er in 2005 135 onrustwekkende verdwijningen van 65-plussers; 46 van hen leden aan dementie. Deze cijfers lagen behoorlijk hoger dan het jaar ervoor en ook thans blijkt er nog een stijgende lijn in te zitten. Dit heeft natuurlijk alles te maken met het groeiende aantal mensen met dementie. Deze trend was voldoende reden voor het Expertisecentrum Dementie Orion om aan de alarmbel te trekken en met de politie in gesprek te gaan. Zij vonden een gedreven partner in Patrick Crabbé, (sedert 2015 gewezen) procesbegeleider in de politiezone HEKLA. Dit letterwoord staat voor Hove, Edegem, Kontich, Lint en Aartselaar, vijf gemeenten ten zuiden van Antwerpen.

Rode draad
Communicatie ziet Patrick Crabbé als de rode draad in het politiewerk. Praten met de mensen en samen tot een vergelijk komen, daar is het hem steeds weer om te doen. Zonder de roede te sparen als het moet. Hij vertelt hoe de politie in de woonblokken en wijken van de politiezone HEKLA familie- Flodder-achtige toestanden in de kiem probeert te smoren. En hoe ook jonge crime fighters merken dat je een vechtpartij niet zomaar tot bedaren kunt brengen door even over een motorkap heen te springen. Politiemensen zijn een soort maatschappelijk werkers geworden, vindt Patrick, al blijft natuurlijk recht overeind dat ze ook met kracht de wet handhaven als dat nodig is.
Gezien deze maatschappelijke betrokkenheid was het dan ook niet verwonderlijk dat men in de politiezone HEKLA wel wat zag in het verzoek van het Expertisecentrum. Patrick Crabbé: ‘We gingen er graag op in, want er was duidelijk behoefte aan meer systematiek. En er gaan veel manuren op aan opsporingswerk. Wel waren wij van mening dat een dergelijk opsporingsproject ook vermiste jongeren zou moeten omvatten, omdat de problematiek daar in veel opzichten hetzelfde is. Uiteindelijk is er dan ook één project ontstaan, met ouderenzorg én jeugdzorg.’
‘We zijn begonnen met alle betrokken organisaties en instellingen in de regio uit te nodigen: rusthuizen, ziekenhuizen, voorzieningen voor jongeren, thuiszorgorganisaties … De waardering voor het initiatief bleek groot. Sommige organisaties keken nog liever even de kat uit de boom – dat was ook begrijpelijk – maar diverse voorzieningen engageerden zich direct om het geheel in een werkgroep samen uit te werken. Ik heb ook van meet af aan gezegd dat we de samenwerking moesten zien als een partnerschap. We zijn gelijken die samen iets willen bereiken. De politie kan niet alles oplossen, ook al werd dat vroeger wel eens verwacht. Ook wij staan vaak machteloos tegenover veel problemen. Daardoor is het zelfredzamer maken van de burger tot de corebusiness van de politie gaan behoren: veiligheid en leefbaarheid zijn een zaak van iedereen en daar staan we samen voor in. En zo zijn ook vermiste personen een gedeeld probleem, waarvoor wij niet zomaar wat regels wilden opstellen. We wilden als partners op zoek naar oplossingen die ons allen vooruit helpen.

300x317_2n_nieuwe foto vermissingAlles afzoeken
In een drietal vergaderingen stelde men een protocol op, met een informatiefiche (informatiekaart, bij elkaar horende gegevens in een gegevensbestand) en een reeks afspraken die er voor het grootste deel op gericht zijn tijd te winnen. Zo ontstond het project ‘vermist@hekla’. ‘Het grote voordeel van het protocol is dat we veel gerichter werken,’ vertelt Patrick Crabbé. ‘Vroeger deed iedereen zijn best. Iedereen was tegelijk aan het zoeken, zonder systematiek. Wij van de politie begonnen dikwijls vanaf nul, moesten alle informatie nog navragen. Vooral in woonvoorzieningen kon men vaak belangrijke concrete informatie, zoals de kledij die iemand droeg op het moment van verdwijnen, niet direct geven. Dat resulteerde in veel tijdverlies. En juist bij een vermissing is tijd een cruciaal element. Er de eerste twee uur van een verdwijning bij zijn, kan het verschil maken tussen succes of mislukking. Want vaak vertrekken mensen licht gekleed en zonder jas. Men begint te dwalen en voelt zich ellendig, raakt verkleumd. Zeker bij slecht weer duurt het dan niet lang of men stuikt in elkaar.’

Bij aanvang van het project bleek dat er bij de diverse organisaties en instellingen veel onduidelijkheid bestond over wanneer een verdwijning nu als ‘‘onrustwekkend’’ moest worden beschouwd. Patrick Crabbé: ‘Vaak maakt men zich pas echt zorgen na enkele uren. Daarom was het belangrijk dat we vanuit de politie heel duidelijke criteria konden aandragen voor wat een onrustwekkende verdwijning is. Jonger zijn dan 13 jaar, is dat bijvoorbeeld altijd. Maar ook mentaal niet-zelfredzaam zijn. Of medicatie gebruiken waarvan men afhankelijk is. Wanneer een persoon met dementie als vermist wordt aangemeld, dan is dat voor ons bijvoorbeeld altijd onrustwekkend.’ Enkele uren wachten, in de hoop of vanuit de veronderstelling dat de persoon met dementie vanzelf wel weer zal opduiken, is er dus niet meer bij. Patrick: ‘Afspraak is dat men eerst twintig minuten zelf zoekt. Is de persoon in kwestie dan niet gevonden, dan moet men ons zonder dralen de informatiefiche toesturen.’

Voor de zoektocht tijdens die eerste twintig minuten, moet elk huis zelf interne afspraken maken. Want het maakt wel wat uit of je in een torengebouw in de stad of in paviljoenen in een park gelegen bent. In het ziekenhuis maakte men bijvoorbeeld de afspraak dat alle zorgverleners hun eigen afdeling checken en dat de mensen van de ambulance de grote omtrek van het ziekenhuisterrein en de omliggende straatjes doen. De receptie wordt verwittigd om de voordeur in de gaten te houden. Patrick vertelt hoe belangrijk het is oog te hebben voor elke mogelijke plek in het gebouw. ‘Al te snel denkt men dat er op bepaalde plaatsen niet gezocht hoeft te worden, omdat de vermiste persoon zich daar toch niet zal bevinden. In de ruimte met de verwarmingsinstallatie bijvoorbeeld, want die is immers altijd op slot… Maar als zorgverlener weet je natuurlijk niet dat daar bijvoorbeeld een dag eerder een monteur is langs geweest en dat die de ruimte niet heeft afgesloten … In een groot rusthuis heeft men door dit systeem toe te passen bij een verdwijning een ruimte ontdekt waarvan men niet eens wist dat ze bestond! En het is nu eenmaal niet uit te sluiten dat de vermiste zich juist in die ruimte ophoudt.’

Het opvallende eerst
De informatiefiche met persoonlijke gegevens wordt grotendeels al op voorhand ingevuld. Bij de ouderenvoorzieningen gebeurt dit in de regel voor alle bewoners, in de ziekenhuizen voor patiënten met een verhoogd weglooprisico. De fiche wordt bijgehouden binnen de instelling. Dit zijn ook de enige partners in het project die volgens de Wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer databanken met dergelijke informatie mogen bijhouden. Tijdens de interne zoektocht kan iemand binnen de betrokken voorziening de informatie dan verder aanvullen met gegevens over de kleding die de vermiste persoon draagt en de plaatsen waar men zelf aan het zoeken is. Na twintig minuten wordt deze fiche gefaxt of gemaild naar een centraal meldpunt binnen de politiezone. ‘Maar men moet ons steeds ook even opbellen met de vraag of het bericht goed ontvangen is,’ stelt Patrick. ‘Want de officier van wacht kan op dat moment wel met een andere zeer dringende zaak bezig zijn en zo is men er zeker van dat er geen kostbare tijd verloren gaat.’

‘Zodra het document bij de politie aankomt, verspreidt de officier van wacht het aan alle politieagenten. Op hetzelfde moment weet dus zowel de wijkagent als de recherche wie precies vermist is. Het klinkt dan in alle wagens: ‘‘Aan alle ploegen HEKLA, hier volgt een opsporingsbericht. We krijgen het bericht van uw leidinggevende officier dat Karel Janssen verdwenen is. Gelieve nazicht te doen in uw mdt-toestel naar het betrokken signalement.’’ We experimenteren momenteel met de elektronica en willen in de nabije toekomst alle combi’s daarvan voorzien. Elke politieman heeft dan steeds alle informatie bij de hand.’

‘Die informatie is voor ons cruciaal om gericht te kunnen zoeken. Een sleutelelement is dat we een goede inschatting van het profiel van de vermiste persoon kunnen maken. Daarbij hebben we vooral behoefte aan opvallende details. En aan een foto. Die zegt immers meer dan een beschrijving van de grootte van de oren of de kleur van de ogen. De persoonsbeschrijving moet niet in het gebruikelijke politiejargon zijn vervat, met veel vaktaal en details die er niets toe doen. Wel bijvoorbeeld dat de vermiste 1,80 meter lang is, een bruine regenjas draagt en een hoed. Zo’n soort signalement spreekt tot de verbeelding. Het opvallende eerst dus.’

‘Heel belangrijke informatie is het punt waar iemand voor het laatst gezien is: 95 procent van de vermisten wordt teruggevonden binnen een straal van twee kilometer rond dit punt. Als je bij mensen met dementie ook nog weet wat de belangrijkste plaatsen in het leven van die persoon waren, zoals de vroegere woonplaats en de plek waar men gewerkt heeft, kun je echt gericht zoeken en hoef je niet met al je politiewagens de hele regio uit te kammen. Al is die verleiding er soms wel bij de jonge crime fighter die van actie houdt …’

300x282_extra vermissingOp het kerkhof
Dat de vermiste persoon met dementie op basis van deze gegevens soms relatief makkelijk terug te vinden moet zijn, is voor Patrick geen reden om de politie niet te bellen. Het partnerschap, zoals hij dit ziet, komt hierin mooi tot uiting. Patrick: ‘Neem nu het voorbeeld van Karel. Men vindt hem telkens terug op de begraafplaats in Edegem, waar zijn vrouw begraven ligt. Wanneer iemand van de voorziening binnen twintig minuten naar het kerkhof kan gaan, is het vanzelfsprekend dat dit dan ook gebeurt. Maar met de beperkte staf ’s avonds, ’s nachts en in het weekend kun je onmogelijk van zorgverleners vragen dan even op het kerkhof te gaan kijken. Partnerschap houdt voor mij ook in dat we complementair zijn. Lukt het hen, prima. Zo niet, dan kunnen wij er snel een wagen op afsturen. Maar ook wij boeken met het protocol veel tijdwinst. Vroeger wisten we vaak niet dat zo iemand als Karel de week voordien ook al op diezelfde plek was aangetroffen. Nu hebben we die informatie wel en dat stelt de politie in staat heel pragmatisch te kijken welke ploeg erheen moet of welke naburige politiezone gebeld moet worden. Zo is het gebeurd dat iemand gevonden werd op maar liefst zestig kilometer van de woonvoorziening. Die meneer had de trein weten te vinden naar de plaats waar hij vroeger gewerkt had! Een tweede keer weet je dan meteen waar je moet zoeken, al dient gezegd dat er relatief weinig recidive is. Bij elke verdwijning neemt een voorziening natuurlijk ook zijn voorzorgen, want een vermissing laat niemand onberoerd. Ook wat dat betreft biedt het protocol trouwens een belangrijke meerwaarde. Als een vermissing lang duurt, roept zoiets bij mensen toch heel wat schuldgevoelens op. Als je dan meteen als partners aan de slag gaat en je weet dat iedereen zijn deel doet in een doordacht geheel van afspraken, dan voelt dat schuldgevoel toch anders aan.’

Kop koffie
Wat gebeurt er wanneer een vermist persoon met dementie gevonden wordt? Hoe wordt deze door de politieagent benaderd? Patrick: ‘In de regel loopt dat vrij eenvoudig. Mensen zijn dikwijls verkleumd en voelen zich ellendig. Als er dan iemand is die de vermiste met wat warmte aanspreekt en blijk geeft van interesse, krijg je hem makkelijk mee in de warme combi. Daar krijgt-ie dan een kop koffie uit de thermoskan. Dat het contact door een politieman wordt gelegd, maakt het niet moeilijker, integendeel, het geeft eerder vertrouwen.’ ‘In principe zouden we bij iemand die zo verkleumd is de ziekenwagen moeten bellen. Maar het ambulancepersoneel kent de persoon niet en bovendien volgt er sowieso een factuur. Dus als er niet echt dringende medische zorg nodig is, proberen we de vermiste zoveel mogelijk zelf naar de voorziening te brengen. Daar zijn zorgverleners die hem door en door kennen, die weten wat hij nodig heeft.’

‘Soms treffen we ook een dwalende persoon aan nog voor het protocol bij ons aangekomen is. Zo belde een pompbediende ons op omdat hij het vreemd vond een oude man zonder jas in de regen te zien lopen. Het rusthuis had nog niet opgemerkt dat hij weg was. Als je er even bij stilstaat, is het ook niet onlogisch dat zoiets gebeurt. Familieleden van een nieuwe bewoner laten bij hun vertrek een vriendelijke heer mee naar buiten zonder te beseffen dat het om een bewoner gaat. Maar voor ons is het op zo’n moment een kwestie van rondbellen. En als we al een signaal gekregen hebben, kan het natuurlijk veel sneller.’

300x207_vermist2.kVeel onderhoud
Al is de opzet relatief eenvoudig, het protocol vraagt heel wat onderhoud, zegt Patrick. ‘De procedure zit best aardig in elkaar. Maar we moeten blijven beseffen dat er altijd iets kan gebeuren waar de procedure geen antwoord op heeft. Dus moeten we blijven evalueren. Voor de ziekenhuizen bijvoorbeeld met hun grote verloop van patiënten is het veel moeilijker om van iedereen alle informatie en een foto te hebben. En binnen de rusthuizen doet zich het probleem voor dat er niet altijd een computer voorhanden is. Soms staat die op het bureau van de directeur en kan men er ’s nachts en in het weekend niet bij. Dan is men aangewezen op de fax. Faxen is nog steeds het gebruikelijkst, maar eigenlijk is het uit de tijd: de foto komt bijvoorbeeld veel moeilijker door. Momenteel zijn veel rusthuizen volop bezig met het aanmaken van digitale foto’s.’

‘En natuurlijk is het ook zo dat niet alle voorzieningen even enthousiast zijn ingestapt in het project. En ook worden afspraken niet altijd even consequent nageleefd. Let op, ik wijs niemand met de vinger. Maar ik ga wel praten. Onlangs stelden we naar aanleiding van een verdwijning vast dat een nachtzuster niet op de hoogte was van vermist@hekla. Ja, dan is er iets fundamenteel fout. Dus belde ik naar die voorziening om te horen wat er misliep. Blijkt dat er nogal wat personeelsverloop geweest was de laatste maanden… Daarop heb ik aangeboden het project op de personeelsvergadering te komen toelichten. Want het helpt wanneer iemand van buiten het verhaal komt doen …’

‘Dit betekent gewoon dat we om de zes maanden het project zullen moeten actualiseren, ook om nieuwe voorzieningen mee te krijgen. De thuiszorg blijft eveneens een zorgenkind. Het blijkt moeilijk er iedereen te bereiken, hoewel de ervaring leert dat het protocol ook daar prima kan werken. De bedoeling is dat de zorgverlener het protocol downloadt en het in overleg met de familie opstelt. We streven naar continuïteit en een veralgemening van het systeem. Onder meer daarom gaven we het protocol een officiëler karakter door al wie zich bij het project aansluit, inclusief de burgemeesters van de verschillende gemeentes, een charter te laten ondertekenen. Dit onderstreept het belang ervan. Bovendien kan vermist@hekla daardoor gerichter zijn weg vinden naar andere voorzieningen en diensten. De ruime aandacht van de media voor het project heeft daar zeker ook toe bijgedragen.’

Het protocol en het volledige draaiboek van het project zijn integraal te downloaden.
Het project werd inmiddels ook uitgebreid naar de thuiszorg en diverse politiezones hebben dit geïntegreerd als een goede politiepraktijk.

Voorbeeld Dementievriendelijk Gent met Christian Verelst, coördinator RECD Paradox

> Parlementaire vraag over het HEKLA-project
> Interview met Alain Remue (Artsenkrant 1 april 2011)
> Artikel uit Inforevue (tijdschrift Belgische federale politie) | 01/2011
> Pedagogische en maatschappelijke kwesties bij het gebruik van Location-Based-Services (Hoger Inst. Gezinswetenschappen – HUBrussel, 2011)
> Brochure met protocol (ook gratis te verkrijgen bij elk expertisecentrum dementie)
> Protocol zoals dit gebruikt wordt in Geraardsbergen (mag worden overgenomen door anderen mits wijziging Geraardsbergse gegevens)