WOORDENLIJST
Acetylcholine: chemische stof (vaak afgekort als ACh) die over heel ons lichaam zorgt voor overdracht van signalen tussen zenuwcellen.
Acetylcholine-esterase-remmers: medicijnen die de afbraak van acetylcholine in de hersenen trachten te remmen, waardoor overdracht van signalen langer goed blijft.
ADL: activities of daily life, de dagelijkse activiteiten zoals eten, opstaan en zich aankleden, persoonlijke hygiëne en bewegeing.
Afasie: een taalstoornis veroorzaakt door hersenletsel. De communicatie verloopt daardoor slechter.
Agnosie: herkenningsstoornissen, moeilijkheden krijgen met het herkennen van voorwerpen en personen.
Amnesie: medische term voor geheugenverlies. Kan plots ontstaan (bijvoorbeeld na een ongeval) of langzaam (bijvoorbeeld bij dementie). Het kan tijdelijk zijn of onomkeerbaar. Het kan betrekking hebben op herinneringen van zowel korte als lange termijn.
Amyloïd: onderdeel van eiwitten in ons lichaam. Een belangrijke hypothese over het ontstaan van de ziekte van Alzheimer is dat bij natuurlijke regeneratie van neuronen deze amyloïd eiwitfragmenten opeenhopingen veroorzaken, amyloïdplaques.
Anamnese: de relevante informatie die een patiënt zijn arts kan geven over zijn situatie, zoals zijn vergeetachtigheid, nachtelijke onrust, eventuele pijn, leeftijd, voorgeschiedenis, het voorkomen van dementie in de familie …
Anosognosie: de ontkenning van de eigen ziekte, of het gebrek aan besef dat men ziek is. Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen ziektebesef (wat bij dementie beperkt kan zijn) en algemeen besef.
Apathie: het verlies van interesse en initiatief nemen, lusteloosheid.
Apraxie: het verlies van praktische vaardigheden waardoor problemen ontstaan bij dagelijkse activiteiten, bijvoorbeeld het zetten van koffie of knopen van schoenveters.
Confabuleren: het vertellen van sterk overdreven of volledig gefantaseerde verhalen.
Contactkoren: term die verwijst naar zangactiviteiten met personen met dementie en hun familie. De muziek wordt aangepast: liedjes uit het verleden, gezongen in een iets trager tempo.
Comorbiditeit: het tegelijk hebben van meerdere aandoeningen, bijvoorbeeld beginnende dementie en suikerziekte.
CVA: cerebrovasculair accident of beroerte.
Decorum: fatsoensnorm, het ‘normale’ gedrag. Bij dementie kan er decorumverlies optreden waarbij men de fatsoensnormen vergeet en ongeremd gedrag vertoont. De persoon met dementie ziet niet in wat er fout loopt, maar voor de sociale omgeving kan het erg storend zijn.
Delier of delirium: acute verwardheid die plots opkomt en gemiddeld ongeveer één week duurt. Niet te verwarren met dementie.
Dementia Care Mapping: een veel gebruikte observatiemethodiek op basis van het werk van Tom Kitwood om kwaliteit van zorg en persoonsondersteunende/persoonsondermijnende communicatie in beeld te brengen.
Dysfagie: algemene term voor slikstoornissen.
EEG: electro encephalografie, een type scan om de hersenactiviteit in beeld te brengen en afwijkingen op te sporen.
Epidemiologie: wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van hoeveel personen welke ziekte krijgen en hoe die ziekte zich onder de bevolking verspreidt, zowel in tijd als in ruimte.
FTD: afkorting voor frontotemporale dementie.
Geheugenkliniek: gespecialiseerde multidisciplinaire teams voor diagnose en behandeling van dementie. Er zijn een tiental geheugenklinieken in België.
Hetero-anamnese: de relevante informatie die naasten van een patiënt de arts kunnen geven over zijn situatie, zoals vergeetachtigheid, dwaalgedrag, nachtelijke onrust, lusteloosheid …
i-ADL: instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven die ruimer zijn dan de gewone ADL-activiteiten, zoals bijvoorbeeld inkopen doen en koken, geld beheren, medicijnen nemen zoals bedoeld, verplaatsingen in de wijk.
Incidentie: het aantal nieuwe personen dat in een bepaald jaar een ziekte krijgt. Niet te verwarren met prevalentie.
Jongdementie: dementie waarvan de eerste symptomen optreden voor de leeftijd van 65 jaar.
Lewy body dementie: vorm van dementie die vooral verlies van aandacht en apathie veroorzaakt.
Mantelzorg: zorg die gegeven wordt door iemand uit de onmiddellijke sociale omgeving, ingeval van dementie meestal de partner of kinderen. Het verschilt van andere vormen van informele zorg zoals vrijwilligerswerk of zelfhulp doordat er al een stevige sociale band bestond voordat er een zorgbehoefte was.
MCI, mild cognitive impairment: milde vorm van geheugenverlies die een voorstadium van dementie kan zijn, maar evengoed stabiel kan blijven of zelfs kan verbeteren.
MMSE: mini mental state examination, veelgebruikte test bij vermoeden van dementie, met een score tussen 1 en 30. Hoe hoger de score, hoe beter de cognitieve vaardigheden.
MOCA: Montreal Cognitive Assessment, een kort screeningsinstrument voor het evalueren van cognitieve achteruitgang. Het is een test van 30 vragen die een tiental minuten tijd vraagt.
Multi-infarct dementie: synoniem voor vasculaire dementie. Door slechte bloeddoorstroming in de hersenen leiden herhaaldelijke kleine infarctjes tot dementie.
MRI-scan: magnetic resonance imaging, medische beeldvorming met magnetische resonantie waardoor onder meer van de hersenen een heel scherp beeld gemaakt kan worden.
Neurodegeneratieve aandoening: medische verzamelnaam voor aandoeningen die het zenuwstelsel en de hersenen aantasten. Daartoe behoren dementie, de ziekte van Parkinson en ALS.
Polyfarmacie: het chronisch gebruik van vijf of meer medicijnen als gevolg van meerdere aandoeningen/ziektes. Komt veel voor bij ouderen.
Praatcafé dementie: bijeenkomsten die regelmatig doorheen Vlaanderen georganiseerd worden om personen met dementie en hun naasten bij elkaar te brengen en ervaringen te laten delen. Meestal wordt een praatcafé dementie georganiseerd rondom een bepaald thema.
Prevalentie: het aantal personen dat in een bepaald jaar een ziekte heeft. Niet te verwarren met incidentie.
Psychofarmaca: groep van medicijnen gericht op het terugdringen van gedragsproblemen en het verhogen van psychisch welbevinden. Tot deze groep behoren onder meer antidepressiva.
Reminiscentie: het ophalen van herinneringen. De term verwijst meestal naar reminiscentietherapie, het werken met herinneringen in de ouderenzorg aan de hand van bijvoorbeeld oude muziek of voorwerpen van vroeger.
Respijtzorg: de zorg van de mantelzorger wordt tijdelijk overgenomen door een vrijwilliger of een professional zodat de mantelzorger even op adem kan komen.
Retrogenese: de omgekeerde ontwikkeling van een opgroeiende baby die aan vaardigheden en zelfstandigheid wint. Bij ouderen gaat die ontwikkeling in omgekeerde richting, men verliest vaardigheden en zelfstandigheid.
Seniel: oude term voor dementie. Wordt nog zeer beperkt gebruikt om het verschil aan te duiden tussen preseniele dementie (eerste signalen voor de leeftijd van 65 jaar, jongdementie) en seniele dementie (vanaf 65 jaar).
Sundowning: term die verwijst naar het onrustig worden van personen met dementie wanneer het donkerder wordt in de late middag, bij valavond.
Trombose: een bloedstolsel in een bloedvat waardoor de vlotte bloeddoorstroming in de (slag)aders geblokkeerd wordt. Het kan een beroerte of hartinfarct veroorzaken.
Vasculaire dementie: vorm van dementie die veroorzaakt wordt door een slechte doorbloeding van de hersenen en (veel kleine) herseninfarcten.
Vroegdementie: beginnend stadium van dementie, niet te verwarren met jongdementie.
Vroegtijdige zorgplanning: de gesprekken over iemands voorkeuren bij naderend levenseinde. De gesprekken lopen tussen de betrokkene (persoon met dementie), de zorgprofessionals en de naasten van de betrokkene. Deze gesprekken zijn belangrijk om de juiste medische keuzes te maken indien de betrokkene zelf daar niet meer over kan communiceren.
Wilsbekwaamheid: het vermogen van een persoon om zelfstandig beslissingen te nemen. Naarmate dementie vordert, zal de wilsbekwaamheid afnemen. Het is niet zo dat een diagnose van dementie meteen leidt tot wilsonbekwaamheid. Juridisch wordt de term handelingsbekwaamheid gebruikt. Van belang is de Wet op de voorlopige bewindvoering van september 2014.
Ziekte van Pick: verouderde term voor frontotemporale dementie.