Resolutie Vlaams Parlement mantelzorg

Ik haal er twee uit:
– een digitaal informatieloket:
1° in overleg met de federale overheid te streven naar het aanbieden van beleidsniveauoverschrijdende objectieve informatie aan zorgbehoevenden en mantelzorgers met betrekking tot alle beschikbare ondersteuningsmogelijkheden, ook financiële, en deze informatie te centraliseren op één laagdrempelig en duidelijk herkenbare digitaal platform (één website met mogelijkheden op het vlak van apps, blogs enzovoort);
– de mantelzorger als volwaardige partner: 6° de mantelzorger als volwaardige actor in het zorgproces te betrekken en hem via nieuwe media de tools aan te reiken om die rol makkelijker waar te maken. Dit betekent dat de mantelzorger, mits de instemming van de zorgbehoevende, toegang krijgt tot het (elektronisch) zorgdossier zodat relevante informatie tussen mantelzorgers en professionelen makkelijk kan worden uitgewisseld en werkafspraken kunnen worden gemaakt. Er beweegt dus wat aan Vlaamse zijde. Ook bepaalde gemeenten doen trouwens heel wat inspanningen. Maar federaal blijft het muisstil. Deze regering moet in gang schieten. Ik denk aan het invoeren van adempauzes, zoals uit de studie van de Koning Boudewijnstichting blijkt: 45,3 % van de mantelzorgers heeft behoefte aan adempauzes. Voor vrouwen en eenoudergezinnen is deze behoefte zelfs nog groter. Ik denk aan bijscholing voor zorgverstrekkers onder andere rond communicatie, zodat de mantelzorger meer als volwaardige partner behandeld wordt in de driehoek zorgverstrekker-patiënt-mantelzorger. U beloofde uitvoeringsbesluiten van het mantelzorg-statuut, maar wij hebben nog steeds niets gezien.
1. Wanneer mogen wij de koninklijke besluiten verwachten? Is er reeds een akkoord binnen de regering over de definitie zorg voor een zwaar zorgbehoevende persoon?
2. Beschouwt u de mantelzorger als volwaardige partner en zal u de mantelzorger toegang geven tot het (elektronisch) zorgdossier?
3. Uw plannen binnen koninklijk besluit nr. 78 om de mantelzorgtaken te dejuridiseren is positief, maar hoe rijmt u dit met de plannen van uw collega Peeters om een verzekering af te sluiten voor mantelzorgers (dit is opnieuw juridiseren)?
4. Bent u van plan respijtzorg voor mantelzorgers uit te werken, zoals u beloofde op mijn boekvoorstelling?
5. Zal u meewerken met de deelstaten aan een digitaal informatieloket?

 

Antwoord:
Gegeven de stijgende vraag naar zorg moeten mensen die geconfronteerd worden met een verminderde autonomie goed bijgestaan worden om zo lang mogelijk in hun vertrouwde omgeving te blijven. De druk mag niet naar de mantelzorgers verschuiven; hun rechten moeten worden gevrijwaard. Die mantelzorgers hebben een wezenlijke rol te spelen; 75 % van de ouderen wil, zelfs ingeval van ziekte of verzwakking, zo lang mogelijk thuis verzorgd worden. Het is belangrijk dat hierbij onderzocht wordt, in samenwerking met de regio’s en de gemeenten, welke initiatieven het beste aansluiten bij de noden van de mantelzorgers en ik juich alvast toe dat collega Vandeurzen zijn mantelzorgplan heeft voorgesteld. Ondanks de vele middenveldorganisaties en adviesraden die hun advies hebben bezorgd rond de uitvoering van de wet van 12 mei 2014 betreffende “de erkenning van een mantelzorger die een persoon met een grote zorgbehoefte bijstaat”, blijven er tot op heden blijven een aantal knelpunten voor de invulling van de koninklijke uitvoeringsbesluiten bestaan. Het is mijn overtuiging dat we beter methodisch te werk gaan. Het is mijn wens om eerst de erkenning as such uit te werken. We moeten eerst bepalen wie de doelgroep van gerechtigde mantelzorgers is die we afbakenen. Nadien kunnen we bepalen welke sociale voordelen op maat aan deze erkenning kunnen worden vastgehecht. Niet alle coalitiepartners delen echter die mening; dit is een knelpunt dat tot op heden nog niet is opgelost. Recent gaf zo ook het Observatorium voor Chronisch zieken van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) haar standpunt. Het advies van het OBS situeerde zich algemeen, maar ook op een aantal specifieke punten. Ze gaven onder meer aan dat het koninklijke uitvoeringsbesluiten duidelijk moet aangeven dat het enkel om zeer specifieke mantelzorgers gaat, alsook de motivering van deze keuze. Met de mutualiteiten is er reeds overleg gevoerd, dat haar opvolging kreeg via een nota van het Nationaal Intermutualistisch Comité dienaangaande. Aan de hand van deze overleggen en adviezen heb ik de problematiek accuraat in kaart kunnen brengen. Van zodra dat deze werf voltooid is moet er, in samenwerking met de collega-ministers, bekeken worden welke sociale voordelen aan deze erkenning kunnen worden vastgehecht. Op dit vlak is er nog geen doorbraak en geen doorbraak betekent geen zekerheid over de koninklijke uitvoeringsbesluiten. Zoals reeds vermeld in deze commissie beschouw ik de mantelzorg als een cruciale actor en toegangspersoon tussen de professionele zorgverleners en diensten en de patiënt zelf. Het is echter overbodig om de toegang tot het elektronisch zorgdossier te wijzigen. Elke patiënt heeft toegang tot zijn elektronisch zorgdossier. Gegeven de rol van de mantelzorger als vertrouwenspersoon stellen er op dit moment geen problemen qua toegang of beheer; bovendien botst dit op de grenzen van de doelmatigheid van de toegangsrechten en dus van de privacy van gezondheidsgegevens. Over uw derde vraag dient u mijn collega Peeters te bevragen. – Tijdens vergaderingen en bijeenkomsten rond dit thema heb ik steeds het belang van respijtzorg benadrukt. Diverse adviezen, waaronder het advies van Kennispunt Mantelzorg.be, onderstrepen dat respijtzorg een reële zorgverlichting kan teweegbrengen voor de mantelzorger. Vorig jaar is de leerstoel Baillet Latour opgerciht aan de Universiteit van Gent. Het eerste project van die leerstoel is om na te gaan wat de impact is van het ondersteunen van mantelzorgers bij personen met dementie. Dit onderzoek moet eind dit jaar haar eerste resultaten opleveren. Indien uit deze wetenschappelijke studie blijkt dat de care burden voor mantelzorgers effectief wordt verlicht door het inrichten van respijtzorg, moet er onderzocht worden hoe we met het geheel van de overheden deze initiatieven kunnen ondersteunen. –  Ik verleen mijn volledige medewerking aan de plannen van de regio’s. In dit opzicht werd er een overleg georganiseerd op mijn kabinet op 16 november met het kabinet van Jo Vandeurzen.